Zo doen we dat in unit 1
In unit 1 hebben we 7 basisgroepen: 2,5 - 4 jaar, 4 - 6 jaar en 6 - 7 jaar (voorschool, 4x groep 1-2 en 2x groep 3)
Spelen is voor jonge kinderen een natuurlijk manier om de wereld te verkennen en hun beeld van de wereld te vergroten. Via een rollenspel bijvoorbeeld. Of via experimenteren met materialen. Vanuit het spelgedrag van jonge kinderen pikken leerkrachten of begeleiders mogelijkheden op om het spel te verrijken. Zo verbreden en verdiepen ze hun kennis en vaardigheden. Vanuit het spelen ontstaan vaak onderzoeksvragen over de echte wereld.
Bij de onderbouw staat spel als ontwikkelingsinstrument centraal. Niet alleen omdat jonge kinderen niets liever doen, maar ook omdat spelactiviteiten de beste kansen geven op leer- en ontwikkelingsprocessen. Peuters en kleuters spelen om te experimenteren, te onderzoeken, te maken, te ervaren wat het is om samen te zijn, te praten en te denken met elkaar. In spel ontwikkelen jonge kinderen zich optimaal. Ze vinden wegen om zich steeds beter uit te drukken, zich dingen voor te stellen en te verbeelden, zich aan regels te houden.
We willen graag dat we spel steeds kunnen verdiepen en werken daarom thematisch in periodes van 4-6 weken.
Voor de doorgaande lijn in wereldoriëntatie doelen maken we in de hele school gebruik van de methodiek kernconcepten. We hanteren de leer- en ontwikkelingslijnen van KIJK! en TULE voor onze doelen en gebruiken de methode Piramide als bron voor het vormgeven van de thema's.
Hieraan verbinden we de methodiek voor lezen (Basisontwikkeling, gecombineerd met José Schraven) en rekenen (Pluspunt).